Het mooiste van de reis is het onderweg zijn. Los van alles, slechts een toeschouwer, geen bindingen of aanspraken, vrij zijn.
Onderweg zijn we allemaal, kort of lang, dichtbij of naar veraf, naar iets wat bekend is of naar een onbekend iets. Onderweg zien we onze omgeving voorbijkomen: gewone normale dingen, achtertuinen, mensen op de fiets, natuur, een dorp of stad.
Een omgeving die ook steeds veranderd, wordt aangepast of afgebroken. Het vertrouwde weiland is nu een stadswijk geworden. Levens en mensen die zichtbaar zijn, in hun gewone leven, vanuit een treinraam zichtbaar voor iedereen.
Wat zijn dat toch voor mensen daar buiten de trein? Zal ik daar ooit achter komen? Zullen ze mij ooit zien, terwijl ik naar hun kijk?